Hoe zie je de houtvoorraad in onze bossen evolueren rekening houdend met de klimaatverandering?
Bart Muys : Voor Vlaanderen hebben we hier uitgebreide studies over gedaan, waarvan de resultaten te lezen zijn in onder andere het Biowood rapport (zie nota 1, nota 2). Binnenkort verschijnt er ook een paper over het oogstpotentieel van bomen in Vlaanderen onder verschillende beheerscenario’s.
De algemene conclusie is dat er momenteel veel meer oogstpotentieel is dan wat er nu jaarlijks gekapt wordt.
Ook wanneer we de klimaatverandering in rekening brengen onder een scenario van natuurgericht bosbeheer, dan neemt dit potentieel nog toe. Dit komt omdat bomen sneller groeien door het CO2-bemestingseffect en de toename van gemiddelde temperatuur en neerslag. Een kanttekening die we hierbij moeten maken is dat het heel moeilijk is om de effecten van extreme weersomstandigheden, zoals droogteperioden, te voorspellen. In elk geval is er in de komende jaren een groot duurzaam oogstpotentieel.
In Vlaanderen maakt men zich steeds grotere zorgen over de vitaliteitsproblemen bij grove den ten gevolge van de extremere weersomstandigheden. Hij is echter nog steeds de meest voorkomende boomsoort en blijft gegeerd door de industrie. Hoe sta jij daar tegenover?
Ook in het verleden waren er perioden met verminderde vitaliteit van onze dennen, door ziekten of plagen, of ten gevolge van stikstof, en dat is weer voorbijgegaan. Grove den blijft een veerkrachtige en sterke boomsoort.
Waar ik me meer zorgen over maak is hoe de meeste Kempische dennenbossen beheerd worden.
Blijven doordunnen lijkt zowat de enige aangewende beheeroptie. Het resulteert vaak in een bos zonder veel houtwaarde, en vooral zonder dennenverjonging. Terwijl dit eenvoudig te bewerkstelligen is via groepenkap met overstaanders, een lichte oppervlakkige bodemverstoring en kloempenplanting voor diversificatie. Zonder verjonging geen toekomst!
Er wordt wel eens gezegd dat biodiversiteit verhogen niet samengaat met bosexploitatie en houtkap. Hoe zie jij dit?
De bossen in Vlaanderen staan sinds millennia onder invloed van de mens, via onder andere verschillende beheermethoden. Veel van de diversiteit die zich over deze tijdspanne ontwikkeld heeft in onze bossen, is afhankelijk van beheer en ingrijpen door de mens, net zoals dit ook het geval is voor onze heiden en graslanden. Beheer in bossen wordt in grote mate gestuurd door houtkap. Dit geldt ook als we het beheer doen uitsluitend voor het verhogen van natuurwaarden. Kappen zal er met andere woorden gebeuren, bijvoorbeeld om bossen voldoende lichtrijk te houden, of om sneller dikke habitatbomen te laten ontwikkelen. Daarnaast moet er zeker ruimte bestaan voor bosreservaten met nulbeheer, maar laat ons de biodiversiteitswaarde van beheerde bossen niet uit het oog verliezen. In het algemeen zijn ze vrij van meststoffen en biociden, en behoeven weinig beheerinterventies (eens om de 5 à 10 jaar). Bovendien zorgt dit voor een niet te verwaarlozen inkomst voor de boseigenaar -en beheerder, die dan opnieuw in natuur kan geïnvesteerd worden.
Het beleid en veel bosbeheerders lijken er dezer dagen van uit te gaan dat kleinschalig bosbeheer, met puntsgewijze en boomgerichte ingrepen de norm is om veerkrachtige bossen te krijgen in tegenstelling tot de grootschaligere ingrepen van vroeger met groepenkappen en kaalslagen. Ben je het daarmee eens?
Het idee achter dit kleinschalige beheer is onder meer het vrijwaren van het bosmicroklimaat, zodanig dat de extreme weersomstandigheden en dan vooral de droogtes getemperd blijven. Ik ben van mening dat deze aanpak meerwaarde biedt. Maar de bosbouwwetenschap biedt een heel scala aan beheeringrepen die de moeite waard zijn, van grootschalig tot kleinschalig. Het is aan de bosbeheerder om met kennis van zaken uit te maken welke ingreep het meest opportuun is. Nog niet zo lang geleden was het tegengestelde zelfs in de mode: zoveel mogelijk licht en ruimte brengen in bossen voor verjonging, behouden van voorjaarsflora, en het creëren van permanente open plekken. En nu lijkt het weer de andere kant op te gaan. De bosbouwwetenschap biedt een hele waaier van beheeringrepen die geschikt zijn voor bepaalde boomsoorten en omstandigheden, en pleit nooit voor
eenzijdigheid. Ook op het vlak van beheeringrepen moeten we diversiteit en nuance beogen, en dat vergt kennis van zaken en gedegen techniciteit.
Ja, want de opleiding voor boswachters is ook niet wat ze geweest is?
Inderdaad, terwijl we in Vlaanderen vroeger de opleiding ‘Bosbouwbekwaamheid’ voor boswachters hadden, is dit nu verbreed tot ‘Natuurmanagement’
waarin veel van de vereiste techniciteit voor bosbeheer verloren is gegaan. Het is een algemene opleiding geworden, die te weinig basis biedt om bossen multifunctioneel en duurzaam te beheren. Waar dan het terreincoördinerende academische niveau van regiobeheerder ook ingevuld wordt door profielen zonder terreinkennis, dan resulteert dit in toenemende desinteresse voor multifunctioneel bosbeheer, of erger in foutieve beheeringrepen.
Als expert bosbeheerplanning heb jij ook een duidelijke visie over hoe bosbeheer in Vlaanderen nu vormgegeven wordt m.b.v. de natuurbeheerplannen, niet?
De natuurbeheerplanning heeft als ambitie het beheer voor alle natuur (waaronder bos) te omvatten. Maar in de praktijk resulteert dit in natuurbeheerplannen met een gebrek aan langetermijnvisie, boekhoudoefeningen voor het realiseren van de Europese habitats, met onvoldoende aandacht voor ecosysteemdiensten, inzonderheid de houtproductie. Dit zorgt voor een verwatering van het bosbeheer, met onvoldoende aandacht voor bosstructuur, boomsoortensamenstelling, leeftijdsklassenverdeling en duurzame oogst. Vroeger moest je zo bijvoorbeeld een kapplan opstellen waardoor ook duidelijk door de overheid kon gemonitord worden hoeveel er ongeveer gekapt werd. Nu is daar enkel nog de bosinventaris op Vlaams niveau voor. En zo is het ook veel moeilijker om in te schatten of we nu in een bepaald boscomplex te veel of te weinig aan het kappen zijn. Als stresstest stel ik graag de vraag: ‘Stel, de houtprijzen gaan ineens maal 4, hebben we dan nog controle over hoeveel hout er uit het bos komt?’. Als het antwoord neen is, moeten we extra maatregelen nemen. Een oplossing zou zijn om opnieuw meer aandacht te schenken voor bosstructuur, bossamenstelling en de techniciteit van bosbeheer in de natuurbeheerplannen van overheid en privé.
Op beleidsmatig vlak is bosbouw in Vlaanderen een beetje een vreemde eend in de bijt: sommigen zeggen dat het onder natuur valt en voor anderen valt het dan weer onder landbouw, wat dikwijls leidt tot een gebrek aan duidelijk kader en de ‘hete aardappel doorschuiven’. Hoe zie jij dit?
Bos valt beleidsmatig onder natuur in Vlaanderen. Het ANB en het INBO zijn dus verantwoordelijk voor alle aspecten van het bosbeheer, ook de houtproductie ten behoeve van de circulaire bio-economie, maar ze zijn zich hier onvoldoende van bewust. Er lijkt een kentering aan de gang, maar meer verantwoordelijkheid in deze materie blijft broodnodig. Als beide zich hier niet voor willen engageren, moet er in principe een andere dienst opgericht worden die dit wel opneemt, zoals vroeger het geval was toen bos en natuur beleidsmatig nog gescheiden waren. Maar laat het duidelijk zijn dat ik van dit laatste geen voorstander ben. Bos blijft natuur, alleen heeft dit waardevolle ecosysteem ook een prachtig duurzaam product voort te brengen, waarvoor
het speciale aandacht verdient.
Volgt u de Belgische Houtconfederatie al op LinkedIn?
Een job in de houtsector? Bekijk de jobaanbiedingen van onze leden