Voor of tegen houtparken? | www.houtconfederatie.be

Enkele jaren geleden hebben het ANB en het DNF elk een houtpark opgericht om hun mooiste hout te verkopen. Deze nieuwe verkoopwijze doet veel stof opwaaien binnen de bos- en houtsector. Wat denken de Belgische Houtconfederatie en de betrokken actoren ervan?

Van oudsher verkopen de Belgische boseigenaars hun hout op stam. De reden hiervoor is eenvoudig en is vooral fiscaal en organisatorisch van aard. Een privéboseigenaar die zijn hout (onroerend goed) als natuurlijk persoon verkoopt, betaalt immers geen inkomstenbelasting als hij zijn hout op stam verkoopt*. Dit verklaart waarom privé-eigenaars hun hout doorgaans op stam verkopen aan tussenpersonen (bosuitbaters of bosuitbaters-houtzagers) die zich bezighouden met het oogsten van het hout in het bos, het sorteren naargelang de kwaliteit en het zo optimaal mogelijk valoriseren van het hout bij hun verschillende soorten klanten (fineerbedrijven, kuipers, houtzagers, houtpulpfabrieken, fabrikanten van plaatmateriaal, energieproducenten, …). De houtsector heeft zich in functie van deze fiscale situatie georganiseerd om de oogst zo optimaal mogelijk te valoriseren.

Omdat het DNF en het ANB ervan uitgingen dat ze het hout van de openbare boseigenaars (gewesten, gemeenten, OCMW’s, kerkfabrieken, …) beter zelf aan de man konden brengen, hebben ze een paar jaar geleden het idee opgevat om hout van hoogstaande kwaliteit via houtparken te verkopen. Het betreft dus de verkoop van gekapt hout en niet van hout op stam. De twee overheden hebben de verkoop afgekeken van Franse, Duitse en  Nederlandse houtparken**. Na met het ONF (houtpark van Saint-Avold) te hebben samengewerkt, heeft het ANB in 2019 in Meerdaal zijn eigen houtpark opgericht. Het Waalse gewest is gevolgd met de oprichting van zijn houtpark in het staatsbos van Saint-Michel Freyr. Deze twee initiatieven hebben tot hevige reacties geleid van de houtsector en vooral van de bosexploitanten die zich verzetten tegen het feit dat een overheidsinstantie hen mocht beconcurreren. Naar aanleiding hiervan had de toenmalige Waalse minister voor Bos, René Collin, het Office Economique Wallon du Bois (OEWB, voortaan Filière Bois Wallonie) opgedragen na 5 jaar een economische balans op te maken van het initiatief. Het Waalse experiment met een jaarlijkse verkoop van maximaal 300 m³ onderstam werd als verlengbaar bestempeld voor zover de conclusies van de studie positief waren.

Parc à grumes

Studie over de economische balans van het houtpark van Wallonië

Het OEWB heeft deze studie over de economische balans van het houtpark 4 jaar later, in 2022, uitgevoerd (zie interview met François Deneufbourg, verantwoordelijke voor ontwikkeling bij Filière Bois Wallonie, voormalig OEWB, hierna). Verrassend genoeg heeft de huidige Waalse minister voor het Bos, Céline Tellier, eind 2022 helaas beslist om de activiteiten van het Waalse houtpark voort te zetten zonder rekening houden met de aanbevelingen en de conclusies van het OEWB. Terwijl het rapport adviseerde om het jaarlijks in houtparken verkochte volume tot 300 m³ te beperken, besliste de minister om het jaarlijkse volume al naargelang het jaar te verdubbelen tot 500 à 600 m³, zolang het houtpark voorbehouden blijft aan rondhout van hoogstaande kwaliteit. Voorts heeft ze gevraagd om de mogelijkheid te onderzoeken tot deelname aan het houtpark door privéboseigenaars… Een ander vreemd feit is dat deze beslissing volgt op een gelijktijdig rapport van het DNF dat gewag maakt van een potentieel van 300 tot 600 m³ per jaar. We kunnen ons terecht afvragen of er geen sprake is van een belangenconflict  aangezien in dit type verkoop het standpunt van de stakeholder, met name het DNF, door de minister werd  overgenomen en niet het objectieve en neutrale rapport dat door het OEWB werd opgesteld!

We wijzen er nog op dat er een begeleidingscomité van de OEWB-studie zou worden opgericht, met vertegenwoordigers uit de sector en het DNF. Jammer genoeg is dit comité maar één keer samengekomen, na de eerste houtverkoop in het houtpark in 2019.

En voor de toekomst?

Op dit ogenblik blijven meerdere belangrijke vragen onbeantwoord:

  • Is het werkelijk de rol van een overheidsinstantie, die ook optreedt als milieupolitie, om de bosuitbatingssector te beconcurreren?
  • Hoe staat het met de buitensporige uitbatingskosten van de houtparken? Waarom is het DNF vanaf het begin van het dossier van mening dat er geen rekening gehouden moet worden met de beheerkosten van zijn personeel?
  • Hoe staat het met de milieubalans van het houtpark? Hoe lang moeten we nog wachten op een objectieve (en neutrale) studie die rekening houdt met de verplaatsingen van de machines en de houtvrachtwagens over lange afstanden voor een paar bomen?
  • Waarom laat men voor houtparken extra verplaatsingen van machines op bospercelen toe terwijl bosuitbaters steeds vaker verplicht worden om de verplaatsing van machines op bospercelen te beperken? Stroken de uitbatingsvoorwaarden volledig met de voorwaarden die worden opgelegd aan de bosuitbaters?
  • Hoe staat het met de waardevermindering van loten waaruit de mooiste stukken werden verwijderd? Als de concurrentie groot is voor in houtparken verkochte loten weten we maar al te goed dat de concurrentie ook groter is voor loten waarin enkele kwaliteitsvolle stammen zitten. Minder kwaliteitshout in een lot leidt tot een dalende belangstelling voor dit lot en bijgevolg mogelijks tot een vermindering van de waarde.

We betreuren ook dat in de berichten van de publieke bosbeheerders en -eigenaars uitsluitend de ‘bruto’  verkoopprijzen van de onderstammen en doorgaans van de mooiste onderstammen vermeld worden. Kunnen we niet meer transparantie vragen van de overheidsinstanties met betrekking tot de informatie aangaande de uitbatings-, transport- en beheerkosten of de prijs die wordt teruggebracht tot het hele volume van de boom, net zoals wanneer hij op stam wordt verkocht (onder- en bovenstam)?

Tot slot herinneren we ons dat een van de argumenten van het DNF om op de goedkeuring van de houtsector voor de aanleg van houtparken te kunnen rekenen, was dat dit park een uitstalraam zou zijn voor de Waalse bossen en dat het het personeel van het DNF zou aanzetten om meer loofhout te verkopen (omdat de aanwas van het Waalse loofbos en voornamelijk van het openbare loofbos veel hoger ligt dan de oogst, we oogsten bijvoorbeeld slechts 54 % van de aanwas van inheemse eiken in Waalse openbare bossen…). We moeten echter vaststellen dat de in openbare bossen verkochte loofhoutvolumes, en vooral dan van eik, de laatste jaren dalen.

Balans houtparken na 5 jaar

Balans houtparken na 5 jaar

 

Studie over de economische relevantie van een houtpark in Wallonië

Interview met François Deneufbourg, Filière Bois Wallonie (voorheen OEWB), auteur van de studie over de economische relevantie van de oprichting van een houtpark in Wallonië, gefinancierd door het Waalse gewest.

Welke balans maakt u op van de eerste 5 jaar van het houtpark? Wordt het hout er duurder verkocht dan in de klassieke verkoop?

Op financieel vlak is het experiment zeker positief voor één categorie hout, maar zeker niet voor alle categorieën, in tegenstelling tot wat sommigen beweren. De operatie is interessant voor hout van uitzonderlijke kwaliteit dat  tijdens de eerste drie edities voor meer dan 1000 €/m³ exclusief kosten en tijdens de laatste twee edities voor meer dan 1500 €/m³ exclusief kosten werd verkocht, wat ongeveer 35 % van het volume vertegenwoordigt. Voor het overige is het betwistbaar. Ongeveer 30 % wordt verkocht tegen de gemiddelde verkoopprijs van hout op stam van hoogstaande kwaliteit en de rest blijkt niet verkocht te worden tegen prijzen die hoger liggen dan de prijzen die in de traditionelere verkoop toegepast worden, waarbij uiteraard rekening gehouden moet worden met de erg hoge uitbatingskosten om enkele over het bos verspreide stammen te oogsten. Deze aanpak optimaliseert echter de mogelijkheden om tegen goede prijzen te kunnen verkopen dankzij het tegen elkaar opzetten van een groot aantal rechtstreekse verwerkers die gespecialiseerd zijn in hout van hoogstaande kwaliteit. De bewering dat handelaars tijdens traditionele verkopen ‘de prijs niet bepalen’ gaat hier dus niet op. En verder komt het bij de verkoop in houtparken wel eens voor dat de kansen om beter te verkopen keren wanneer er een gebrek ontdekt wordt dat onopgemerkt gebleven zou zijn bij de verkoop op stam. Het risico gaat dus over van de handelaar op de verkoper.

 

Welke voordelen ziet u in het houtpark?

Behalve het economische belang voor werkelijk uitzonderlijk hout is het een mooi uitstalraam voor het Waalse bos en met name voor de Ardense eik die niet altijd tegen zijn reële waarde gewaardeerd wordt. Doorgaans is de gemiddelde kwaliteit in de loop der jaren niet afgenomen. Het Waalse houtpark moet niet onderdoen voor gelijkaardige verkopen die in de buurlanden georganiseerd worden, wel integendeel. Het stelt de rondhouthandelaars ook in de mogelijkheid om na te gaan hoeveel hun klanten willen neertellen voor het beste koopwaar en eventueel zelfs om bepaalde prijzen te heronderhandelen die hen in de toekomst door hun klanten zouden worden geboden. Hoewel eik 95 % van het volume vertegenwoordigt, lijkt het idee om andere loofhoutsoorten zoals es, notelaar, iep, tamme kastanje of elsbes in de kijker te zetten interessant. De operatie stelt ons ook in staat om voor deze houtsoorten een idee te krijgen van de toestand van de markt, wat interessant is voor zowel de handelaars als de bosbeheerders en -eigenaars.

 

Bent u ook bezorgd over de toekomst?

Het bestaan van het houtpark heeft bij de tegenstanders op het eerste gezicht niet tot omzetverlies geleid. De sector komt dus a priori niet in het gedrang, hoewel deze hulpbron van hoogstaande kwaliteit hen ontglipt terwijl de winstmarges op dit type hout net het interessantst kunnen zijn. Terwijl de handel in hout echter tot op vandaag uitsluitend in handen was van professionele houthandelaars verandert de rol van de overheid en gaat ze enigszins de concurrentie aan met de traditionele activiteit van de houthandelaars. Is het de rol van een overheidsinstantie om de concurrentie aan te gaan met een particuliere economische sector, al trachten ze de winsten van de gemeentelijke en gewestelijke publieke actoren te optimaliseren? We kunnen hoe dan ook in geen enkel geval verhinderen dat de verkoopmethoden evolueren. In mijn ogen is het van groot belang ervoor te zorgen dat de lokale handelaars en verwerkers  zich kunnen bevoorraden door te waarborgen dat de kantons via traditionele verkopen hout van mooie kwaliteit kunnen blijven verkopen om hun aantrekkelijk aanbod te behouden en ervoor te zorgen dat onze lokale actoren over voldoende hout beschikken. Het is inderdaad gemakkelijk om de mooiste stukken te verkopen. Maar op het niveau van de globale markt is het van nog groter belang dat het hout in de toekomst tegen een goede prijs verkocht wordt. We mogen niet vergeten dat hout van uitzonderlijke kwaliteit regelmatig helpt grotere loten beter te valoriseren. Houtparken mogen andere verkoopmethoden dus niet vervangen, maar moeten voor een bepaalde categorie in beperkte volumes complementair zijn.

Met het oog op transparantie en om de meest relevante conclusies te trekken voor alle partijen, lijkt het me normaal dat een als Filière Bois Wallonie alle verdere verkopen blijft volgen met een opvolging van de gegevens zoals de houthakvolumes en de volumes die in het houtpark toekomen. Het is daarom jammer zich tot de verkoopprijs te beperken zonder in te gaan op de overige details, kostenramingen en verliezen. Anders is de informatie onvolledig.

 

Heeft u de prijzen tussen hout op stam en gekapt hout kunnen vergelijken?

Om deze twee verkoopmethoden te kunnen vergelijken, hebben we ons maar op één enkel experiment (in Libin) kunnen baseren. Dit geval bracht aan het licht dat de 5 eiken stammen die in 2020 tegen verlaagde prijs op stam en vervolgens bij inschrijving werden verkocht, vertrokken zijn tegen een prijs die 25 €/m³ lager lag dan de netto  aankoopprijs in het houtpark, namelijk 351 €/m³ (na aftrek van de uitbatings-, transport- en beheerkosten), hetzij 7,5 %. Bij gebrek aan gegevens mogen we deze conclusie echter niet veralgemenen. We moeten erop wijzen dat in 2017 in Chimay een lot eik op stam werd verkocht tegen 430 €/m³, twee andere loten tegen 432 €/m³ en 402 €/m³ in 2018 in het bos van Anlier, één tegen 432 €/m³ in 2019 in Wellin, één tegen 505 €/m³ in 2021 in  Daverdisse en één tegen 430 €/m³ in 2020 in Aarlen tenslotte. Het bewijst dat rondhouthandelaars prijzen hanteren die vergelijkbaar zijn met de gemiddelde prijzen in de houtparken wanneer het hout van hoogstaande kwaliteit op stam verkocht wordt en door de verkoper als dusdanig duidelijk geïdentificeerd wordt. Er wordt bijgevolg de eigenaars aangeraden om het hout van uitzonderlijke kwaliteit duidelijk te identificeren wanneer het in loten verkocht wordt (speciale verkoop, specifieke markering, GPS-coördinaten, …).

 

Welke aanbevelingen staan er in uw rapport?

1) De formele vastlegging van de limiet van 300 m³ onderstam dat jaarlijks in houtparken wordt verkocht.

2) Het behoud van één jaarlijks terugkerende verkoop waarbij de klemtoon ligt op werkelijk uitzonderlijk hout.

3) De voortzetting van de onderhandse verkoop in houtparken van bovenstammen voor houtzagerijen.

4) Het behoud/de verhoging van het kwaliteitsniveau van eiken onderstammen.

5) De ontwikkeling van de traceerbaarheid van de herkomst (GPS-coördinaten) omdat geweten is dat dit criterium belangrijk is bij de selectie en het niveau van de aangeboden prijs.

6) Het behoud van het gelijktijdig bestaan van de traditionele verkoopmethoden waarbij eerder gepleit wordt voor de diversifiëring van verkoopmethoden dan voor de vervanging van een methode door een andere.

7) De nauwkeurigere inventarisering van de kwalitatieve hulpbron eikenhout.

 

De mening van de organisatoren van houtverkoop in houtparken

Geert Bruynseels, verantwoordelijke van het Vlaams Houtpark bij Natuurinvest

Het Vlaams Houtpark streeft 3 doelstellingen na: de lokale verwerking bevorderen, een zo duurzaam mogelijk gebruik van het materiaal (cascadering) promoten en een correcte prijs bekomen voor de voorgestelde kwaliteit. Wij streven voortdurend het beste evenwicht tussen deze drie objectieven na. We zullen op geen enkel ogenblik het ene objectief bevoordelen of verwaarlozen ten opzichte van het andere. Het begrip lokale verwerking moet wel binnen een zo beperkt mogelijke straal opgevat worden. Dat kan 50 maar ook 500km zijn. Zo zijn er in België geen fineerbedrijven meer, dus is het logisch dat fineerkwaliteit verkocht wordt aan een verwerker die enkele honderden kilometer van hier te situeren is. Naargelang de voorgestelde houtsoorten en kwaliteiten voedt 50 tot 70 % van het op het houtpark verkochte hout de lokale verwerkingssector.

Zonder het houtpark zouden veel van deze stammen naar het Verre Oosten verdwijnen. Ik stel vast dat steeds meer houtverwerkers rechtstreeks op het houtpark aankopen. Hetzelfde geldt voor Duitse fineerbedrijven. Een andere tendens: terwijl de verkopen tijdens de eerste jaren vooral rondhoutspecialisten aantrokken, zien we voortaan steeds meer actoren uit de tweede houtverwerking opduiken die belangstelling tonen voor uitzonderlijke stammen voor interieurprojecten, restauraties en ambachtelijke of zelfs artistieke projecten. Het koperspubliek wordt steeds diverser, hoewel we beseffen dat deze factor grotendeels van het aanbod afhangt. Het houtpark geniet tegenwoordig hoe dan ook een goede reputatie. We mogen ons dus gelukkig prijzen dat hout steeds vaker tegen zijn werkelijke waarde gewaardeerd wordt. De oprichting van het houtpark heeft ook bijgedragen tot een betere kennis van het kwaliteitshout bij de teams van het ANB. Deze kennis dreigde te verdwijnen en dit project heeft het mogelijk gemaakt om de tendens te keren. Een ander punt van essentieel belang is dat de verkopen kopers aantrekken die gespecialiseerd zijn in hout van opperste kwaliteit. In tegenstelling tot wat sommigen denken of beweren, beschikken we in Vlaanderen over hout van de bovenste plank.

De evolutie van de gemiddelde prijzen in de loop der jaren spreekt ook tot de verbeelding: 217 €/m³ in 2019, 279 €/m³ in 2020, 360 €/m³ in 2021 en 408 €/m³ in 2023. De hoogste prijs die we in 2019 verwierven bedroeg 540 €/m³ tegenover 3270 €/m³ in 2023. Het jaarlijkse verkoopvolume draait rond 500 m³. Dit vertegenwoordigt tussen 0,5 en 1 % van onze productie, maar genereert ongeveer 10 % van onze omzet op de houtverkoop. We zijn niet van plan om de volumes op het houtpark te verhogen. Het behoud van het huidige kwaliteitsniveau blijft een aandachtspunt dat we niet uit het oog mogen verliezen. We stelden al snel vast dat het niet intéressant was om een breed gamma aan houtsoorten te verkopen omdat dit voor heel wat houtsoorten geen meerwaarde opleverde in het licht van onze 3 doelstellingen.

Overzicht van de houtverkopen op het houtpark van Vlaanderen tussen 2019 en 2023

Overzicht van de houtverkopen op het houtpark van Vlaanderen tussen 2019 en 2023

 

Michel Baillij, Directeur SPW Agriculture, Ressources naturelles et Environnement, Département de la Nature et des Forêts, Direction des Ressources Forestières.

We zijn erg tevreden over dit experiment van de 5 eerste houtverkopen in houtparken. We hebben zeer positieve reacties ontvangen van publieke eigenaars maar ook van kopers, of het nu de kwaliteit van het aangeboden hout of de organisatie door het DNF van deze verkoopmethode betreft die de traditionele verkoopmethoden aanvult. Het Waalse houtpark helpt de publieke eigenaars beseffen over welke houtkwaliteit, en dan meer bepaald die van eiken, Wallonië beschikt. Het vervult daardoor een belangrijke rol als uitstalraam. Het staat ook in voor de opleiding van onze agenten, maar eveneens van anderen (bosbouwscholen, universiteiten, groepen bosdeskundigen, privéboseigenaars, rondhouthandelaars, …). Het houtpark heeft ons ook de mogelijkheid geboden bepaalde potentiële kopers te ontmoeten en met hen in gesprek te gaan over meer specifieke houtsoorten. Deze verkoopmethode maakt bovendien talrijke leerrijke uitwisselingen mogelijk met vertegenwoordigers van de andere houtparken.

Zou het houtpark de bosbeheerders niet moeten overtuigen om meer loofhout in publieke Waalse bossen te oogsten?

In de openbare bossen wordt een daling van de loofhoutoogsten waargenomen. Deze daling houdt hoofdzakelijk verband met de neerwaartse tendens van de geoogste volumes inheemse eik. De daling is echter vooral waarneembaar voor eikenhout met een omtrek van 50 tot 150 cm. De oogsten blijven ongewijzigd voor bomen met een omtrek van 200 tot 250 cm en nemen zelfs toe voor bomen met een omtrek van meer dan 250 cm. Eén van de doelstellingen van het Waalse houtpark is het vervullen van een rol als uitstalraam voor dikke stammen van erg hoogstaande kwaliteit. In het licht van de toename van de oogsten van erg dikke eikenhouten stammen (>250 cm), vertoont het Waalse houtpark een gunstig effect op de aflevering van eiken die de exploitatie-afmeting hebben bereikt. We zullen eerst nog even moeten afwachten alvorens we deze evolutie kunnen bevestigen. Hoewel de kappingen globaal gezien afnemen, heeft het DNF het mogelijk gemaakt de bevoorrading van de Waalse houtzagerijen te bevorderen via de procedure van onderhandse verkopen aan zagerijen. Het volume loofhout met een omtrek van meer dan 120 cm dat aan Waalse houtzagers werd verkocht, is tussen 2015 (4.097 m³) en 2022 (9.260 m³) inderdaad meer dan verdubbeld. Het DNF streeft er dagelijks naar deze opwaartse tendens aan te houden. De dalende oogsten die in de kleinere omtrekklassen worden waargenomen zijn hoofdzakelijk te verklaren door een belangrijk tekort aan smalle stammen (<100 cm). Het betreft een situatie die betrekking heeft op alle Waalse eikenbossen. Hoewel we mogen aannemen dat er op middellange termijn voldoende beschikbaarheid is van kwaliteitsvol timmerhout kunnen we niet voorkomen dat er op lange termijn een gevoelige terugslag van het aanbod aan eiken rondhout zal worden waargenomen. Om deze fase zo kort mogelijk te houden, is het dus van belang om de kappingen van eiken reeds te verminderen.

Hoe staat het met de toekomstige activiteiten van het houtpark en het gelijklopende rapport van het DNF?

Naast het rapport van het OEWB heeft minister Tellier aan het DNF gevraagd om een rapport op te stellen over het globale beheer van het houtpark in de loop van de eerste 4 jaar dat het park operationeel was. Op die manier gaan we in ons rapport, naast onze eigen economische analyse van de impact op de eigenaars voor wie we de bossen beheren, in op alle positieve punten die verband houden met de oprichting van dit houtpark in Wallonië. Beide rapporten waren dus positief en staan gunstig tegenover de voortzetting van de activiteiten van het houtpark. Het enige verschil heeft betrekking op het voorstel van Filière Bois Wallonie om het jaarlijks verkochte volume te beperken tot 300 m³.

Op basis van de analyse van de beschikbare hulpbronnen en met het oog op een duurzaam beheer van onze publieke bossen, waarbij we de doelstelling niet uit het oog verliezen om de organisatie te rationaliseren van de oogsten van het in het houtpark te valoriseren hout van hoogstaande kwaliteit (met name om de uitbatingskosten te minimaliseren) hebben we aan de minister voorgesteld om geen maximumbeperking vast te stellen die in bepaalde gevallen dwingend zou kunnen blijken te zijn. Rekening houdend met onze ramingen zou het volume nooit 500 à 600 m³ hout uit openbare bossen overschrijden.

Overzicht van de houtverkopen in het houtpark van Wallonië tussen 2019 en 2023

Overzicht van de houtverkopen in het houtpark van Wallonië tussen 2019 en 2023

 

Getuigenissen van terreinactoren

 

Anne Laffut, burgemeester van Libin

De gemeente Libin wenste in 2019 niet aan de eerste verkoop deel te nemen uit angst om de rondhouthandelaars ‘teleur te stellen’ en wilde liever afwachten hoe dit eerste experiment zou verlopen. Op aanraden van het DNF  heeft de gemeente haar standpunt herzien en tijdens de herfstverkoop van 2020 in eerste instantie een verkoop bij inschrijving georganiseerd van 5 eiken van houtparkkwaliteit. Aangezien de geboden prijzen lager waren dan de minimumprijzen, werden deze 5 eiken in februari 2021 te koop aangeboden in het houtpark, waar de  toewijzingsprijs de geschatte prijs ruim overschreed. Met een gemiddelde prijs van bij benadering 700 €/m³ is het experiment positief uitgevallen voor de gemeente. Libin heeft 10 eiken (5 + 5 afkomstig van de lenteverkoop van oktober 2020) te koop aangeboden in 2021, 2 eiken in 2022 en 2 eiken in 2023. In 2024 biedt de gemeente één esdoorn te koop aan. Op basis van de twee rapporten van het OEWB en het DNF heeft de minister de beslissing genomen om het Waalse houtpark te bestendigen. Volledigheidshalve sprak het rapport van het OEWB zich positief uit over de voortzetting van het houtpark en gaf het met name aan dat de economische impact gunstig was voor de eigenaars. Er werd voorts geen negatieve economische impact waargenomen voor met name de rondhouthandelaars. Het is niet de bedoeling om de volumes te verdubbelen. Er werd gevraagd om het verkoopvolume niet strikt te beperken tot 300 m³ per jaar, wat het geval was in het verzoek van minister Collin tijdens de 5 proefjaren. Deze vraag werd om twee belangrijke redenen door de minister ingewilligd:

  • niet altijd makkelijk toe te passen op het terrein (bij de selectie van hout op stam kan men niet altijd vooraf zeggen welk volume precies gevaloriseerd zal worden in het houtpark);
  • om de uitbatingskosten te verlagen is het soms interessanter om 4 stammen op dezelfde plaats te oogsten in plaats van zich tot 2 te beperken…

Op basis van de analyse van de reacties op het terrein en de opgedane ervaringen van de laatste jaren zouden de voorgestelde verkoopvolumes, naargelang het jaar, jaarlijks moeten variëren tussen 200 en 500 m³ (in 2023 zou het volume ca. 450 m³ moeten bedragen). Er werd ook beslist dat de bomen volgens de beheersplannen geoogst  zouden worden om het bos, behalve in geval van een sanitaire crisis bijvoorbeeld, niet ‘leeg te roven’ (duurzaam beheer van het Waalse boserfgoed).

 

Philippe de Wouters, directeur van de Koninklijke Belgische Bosbouwmaatschappij (KBBM)

Het idee om hout zo optimaal mogelijk te valoriseren sluit aan bij de strekking die de KBBM reeds lange tijd inspireert. We zijn het idee van de openstelling van het houtpark naar privéboseigenaars genegen om hen een bijkomende mogelijkheid te bieden kleine hoeveelheden hout van hoogstaande kwaliteit te valoriseren op een centrale plek. Rest ons enkel nog het praktische kader vast te leggen, waarvoor momenteel gesprekken lopen met het DNF. Even ter herinnering op fiscaal gebied: een eigenaar hoeft bij de aangifte van de personenbelasting als natuurlijk persoon zijn inkomen uit houtverkoop niet als diverse inkomsten aan te geven als hij het hout op stam verkoopt. Deze eigenaardigheid vloeit voort uit het feit dat de eigenaar onderworpen is aan twee jaarlijkse belastingen: de personenbelasting en de onroerende voorheffing, die beiden gebaseerd zijn op het kadastraal inkomen van het bosperceel. Wanneer de eigenaar een verkoop van hout langs de weg of in een houtpark wil organiseren, moet er een onderscheid gemaakt worden tussen aan BTW onderworpen eigenaars als rechtspersoon of natuurlijk persoon enerzijds en niet aan BTW onderworpen natuurlijke personen anderzijds:

  • Rechtspersonen en natuurlijke personen die aan BTW onderworpen zijn kunnen reeds hout langs de weg verkopen indien dit deel uitmaakt van de activiteiten van de eigenaar.
  • Een natuurlijke persoon die niet aan BTW onderworpen is mag uitsluitend hout op stam verkopen. Als hij zijn hout nog verder wil volgen, zal hij dit moeten doen in samenwerking met een professioneel tussenpersoon zoals een bosbeheerder, een bosdeskundige, een coöperatieve of een bosuitbater. In dit geval verkoopt de eigenaar zijn hout op stam wel degelijk aan de tussenpersoon, die de uitbating en de verkoop langs de weg in alle transparantie voor zijn rekening neemt. De prijs van het op stam verkochte hout wordt definitief bepaald op basis van de prijs van het langs de weg verkochte hout, vrijgesteld van de beheerkosten van de tussenpersoon (uitbating en verkoopkosten).

Voorts wijzen we u erop dat van iedere burger die niet aan BTW is onderworpen verwacht wordt dat hij zijn ‘diverse inkomsten’ aangeeft, zonder dat dit als een beroepsactiviteit beschouwd wordt en dat dit uiteraard eenmalig blijft. Deze specifieke situatie zou dus van toepassing kunnen zijn op de hypothese van de uitzonderlijke en niet van de herhaaldelijke verkoop van kleine hoeveelheden hout in een houtpark. Vanuit praktisch oogpunt kan deze verkoopwijze langs de weg van hout van hoogstaande kwaliteit in een houtpark voor een eigenaar die één of twee stammen verkoopt enkel rendabel zijn als hij voor de selectie en het vervoer kan terugvallen op een goed  georganiseerd, lokaal netwerk en zolang de financiële en technische voorwaarden realistisch blijven. Een element waar we ook rekening mee moeten houden is de risicofactor: er kan pas echt sprake zijn van hout van uitzonderlijke waarde nadat een boom gekapt is.

 

Valery Bemelmans, voorzitter van de Nationale Federatie van Bosbouwexperten

Doorgaans is de Federatie van Bosbouwexperten niet gekant tegen het principe van de verkoop in houtparken indien deze verkoop beperkt blijft tot hout van uitzonderlijke kwaliteit. In de veronderstelling dat houtparken voor privé-eigenaars worden opengesteld, pleiten wij voor gescheiden verkopen voor privé en publieke eigenaars. Het houtpark biedt de mogelijkheid rondhout van uitzonderlijke afmetingen en kwaliteiten buiten de gebruikelijke afzetmarkten te valoriseren en specifieke aankopers voor dit hout te vinden. De formule kan interessant zijn voor kleine privé-eigenaars die, voor zover de fiscale en praktische/logistieke vraagstukken zijn opgelost, maar één of twee uitzonderlijke eiken aan de man wensen te brengen. In dit opzicht zou het wenselijk zijn dat de FOD Financiën voor eens en voorgoed klaarheid schept in verband met alle fiscale aspecten van dit type verkoop. Het houtpark biedt ook de mogelijkheid potentiële buitenlandse kopers aan te trekken die zich niet zouden verplaatsen voor alledaagse loten. Voor de verkoop van minder courante houtsoorten als notelaar, kerselaar of elsbes is een van de moeilijkheden dat er niet kan worden gegarandeerd dat de verkoopprijs interessant zal zijn zolang de vraag beperkt is. Wat de vrees betreft dat loten van hout op stam in waarde zouden dalen als de mooiste stammen worden voorbehouden aan de verkoop in houtparken, denk ik dat dit niet het geval is wanneer er echt sprake is van uitzonderlijk rondhout (en niet enkel hout van 120 tot 180 cm). Klassieke loten en uitzonderlijk rondhout vinden hun afzet op twee totaal verschillende markten, waarbij uitzonderlijk rondhout een ruimere groep kopers bereikt die bereid is zich te verplaatsen als er voldoende loten te koop worden aangeboden. Vandaar het belang van houtparken. Het evaluatierapport van het houtpark door het OEWB hebben we aangevraagd, maar niet ontvangen. Het DNF heeft ons enkel wat informatie bezorgd. Vermits het initiatief verlengd werd, kan het rapport klaarblijkelijk alleen maar positief geweest zijn.

 

Ludo Colemont, bosuitbater, firma Cohout

Ik ben al naar het Vlaamse houtpark geweest en heb uiteraard de verkoopresultaten gevolgd. Ons bedrijf heeft  echter niet aan verkopen deelgenomen. In mijn ogen is de rechtstreekse verkoop van de mooiste stammen aan eindklanten geen stap. Ik had ernstige twijfels bij de rentabiliteit van deze operatie, gelet op de erg hoge operationele kosten. Vanuit commercieel oogpunt, hebben we moeite om dergelijke prijzen te bekomen en waren we inderdaad verbaasd dat de klanten bereid waren hier zoveel geld voor neer te tellen. Dit moet ons aanzetten tot nadenken: Moeten we onze aanpak herzien? Moeten we eveneens dergelijke verkopen organiseren? Hoewel we in een vrij land leven, zie ik hier toch een vorm van oneerlijke concurrentie van de overheid in. In de toekomst verwacht ik dan ook een prijscorrectie aangezien de kopers niet over voldoende informatie beschikken over de herkomst van het hout. Ze kopen aan zonder het verhaal van het hout te kennen en dat kan hen duur te staan komen. Wij beschikken over de expertise en de kennis om te weten wanneer we waakzaam moeten zijn, bijvoorbeeld ten opzichte van de bossen of het hout waarin boomklimmers hun sporen nalieten. Zonder de juiste context is dit een vorm van bedrog van de klant.

 

Dimitri Lebrun, bosuitbater, firma Lebrun Bois

Onze mening over het houtpark is niet bijzonder positief. Op een bepaalde manier beschouwen we het houtpark als een concurrent. Het behoort immers tot ons vak de bomen zo goed mogelijk te identificeren, te kopen, te sorteren en te valoriseren. Het is soms frustrerend te moeten vaststellen dat de mooiste exemplaren uit de te koop gestelde loten werden verwijderd. Ik begrijp dat het lonend is en dat het voor het DNF een mooi visitekaartje is om de mooiste bomen uit te kiezen en te exploiteren, maar ik ben er niet van overtuigd dat dit het juiste is om te doen. Enerzijds krijgen het DNF en de gemeenten de indruk dat ze goede zaken doen door enkele bomen te verkopen aan extreem hoge prijzen. Hiermee gaan ze vooral de concurrentie aanwakkeren tussen de buitenlandse fineerbedrijven (die overigens onze klanten zijn). En anderzijds spreekt het voor zich dat het verwijderen van de beste bomen uit de bij openbare verkopen te koop gestelde loten een negatieve impact heeft op de door de bosuitbaters ingediende prijzen voor het resterende hout. Voor grote loten kan een verlaging van de gemiddelde prijs een veel belangrijkere negatieve invloed hebben dan de verkoop van één of twee stammen tegen een hoge prijs. De verborgen uitbatingskosten van dit type verkoop worden ook over het hoofd gezien omdat hiervoor de verplaatsing nodig is van bosbeheerders, houthakkers, machines en vrachtwagens voor één, twee of maximum drie bomen per bosbestand. De uitbatingskosten per m³ zijn niet alleen buitensporig, maar de deels geladen vrachtwagens die het rondhout vervoeren naar een tijdelijke bestemming (het houtpark) hebben daarenboven een negatieve milieu-impact. Niemand praat over deze aspecten of houdt er rekening mee. Naar mijn mening (die volgens mij door veel kenners wordt gedeeld) heeft de beslissing van de minister om de in Waalse houtparken verkochte houtvolumes te verdubbelen maar weinig zin omdat deze keuze het risico inhoudt dat deze uitzonderlijke, eeuwenoude bomen in enkele jaren tijd uit de Waalse bossen zullen verdwijnen en dat ze onoverkomelijk uitgebreid zal worden naar hout van mindere kwaliteit dat niet op zijn plaats is in een houtpark. Dit zal leiden tot meer onverkocht rondhout en een verlaging van de gemiddelde prijzen in zowel houtparken als in het bos. Deze operatie zal eveneens de aantrekkingskracht van houtparken schade toebrengen. Het enige positieve punt van houtparken is voor ons dat dit type verkoop ons helpt een beter zicht te krijgen op de maximale prijs die onze klanten (fineerbedrijven) bereid zijn te betalen voor deze kwaliteiten, waardoor het houtpark opnieuw aan aantrekkingskracht inboet omdat wij, na aftrek van een kleine marge, deze prijs op stam betalen, maar met een hogere operationele doeltreffendheid dankzij onze volumes.

 

Sylvain Genin, bosuitbater, firma Genin Fernand & Philippe

Het houtpark is geen markt voor ons. We houden ons niet bezig met de aankoop van dergelijk uitzonderlijk hout per eenheid. De klanten in deze nichemarkt kopen liever rechtstreeks aan. Wat mij betreft, is het houtpark een mooi uitstalraam voor onze bossen en een middel om de prijzen te evalueren die de markt bereid is voor dit hout te betalen. Ik ben er niettemin van overtuigd dat als wij ditzelfde hout aan dezelfde klanten te koop zouden aanbieden, ze er niet evenveel voor zouden neertellen. Het uitstalraam van het houtpark is ook een publiciteitsstunt

voor de kopers. We hadden uiteraard liever gehad dat de mooiste stammen deel zouden uitmaken van ons aanbod in de catalogi van hout op stam. De aanwezigheid van mooie stammen in de loten vergemakkelijkt steeds de verkoop van ander hout. Uiteindelijk maakt de aanwezigheid van mooie stammen het mogelijk om de waarde van het overige hout in het lot naar onze klanten te verhogen. De beslissing om de in Waalse houtparken verkochte volumes te verdubbelen verontrust me. Het bos is niet onuitputtelijk. Als men dit hout zo verkoopt, betekent dit dat het uitzonderlijk en per definitie zeldzaam en weinig voorkomend is. Ik ben er niet zeker van dat dit uitzonderlijke niveau nog 10 jaar aan dit tempo kan worden aangehouden…

 

Benjamin Thys, houtzagerij Thys Hout

Wij zijn geen voorstander van dergelijke parken. De mooie stammen worden regelmatig uit grote loten gehaald. Deze zouden ons normaal aangeboden kunnen worden via de bosuitbaters, waarbij we enkel bij aankopen. Voor hen is zo’n houtpark uiteraard concurrentie. Als we loten van hen kopen, met onder andere onderstammen van zeer hoge kwaliteit, zagen en drogen we de stammen zelf in onze zagerij. Wij zijn geen doorverkopers van rondhout. Wij bieden reeds vele jaren op alle mooie onderstammen. Echter zijn wij niet geheel tevreden. De mooiste stammen zijn qua geboden prijzen voor zagerijen onaankoopbaar. Voor de fineerbedrijven is zulke verkoop zeer aantrekkelijk. We zouden meer kansen krijgen indien de stammen in hun gehele worden verkocht als A/B/Ckwaliteit. Met zo’n houtpark komen niet alleen de fineerbedrijven of tonnellerie bedrijven deze stammen opkopen. Met die prijzen kunnen wij in de verste verte niet meedingen. Trappenmakers of meubelmakers kopen nu ook stammen zelf aan via het houtpark, om dan bijvoorbeeld een enkele stam te laten verzagen. Zij kunnen uiteraard hogere prijzen bieden aangezien ze eindverwerker zijn. De stammen kunnen ook opgekocht worden door exporteurs wat dan weer niet bevorderlijk is voor de binnenlandse houtmarkt. Van de +-78 mooie onderstammen Amerikaanse Eik en Eik die dit jaar verkocht zijn, zijn er ongeveer 75% gekocht door buitenlandse firma’s. Ook op ecologisch vlak kan men hier vragen bij stellen. Het transport van aanvoeren en ophalen, van soms enkele stammen, is toch vreemd.

 

Martial Camps, houtzagerij Vicabois

De in het houtpark te koop aangeboden stammen zijn prachtig. Ik sta achter de doelstelling om het hout uit onze bossen zo optimaal mogelijk te valoriseren. Doorgaans ben ik echter geen voorstander van de verkoop van gekapt hout. Ons bedrijf is gestructureerd om hout op stam aan te kopen. We hebben geïnvesteerd in materiaal en zullen personeel moeten ontslaan als deze verkoopwijze de algemene trend wordt. Dit zou de zaken grondig veranderen. De beperkte verkoop in houtparken van hout van uitzonderlijke kwaliteit heeft geen directe impact op ons bedrijf, maar ik kan begrip opbrengen voor de nadelige positie waarin rondhouthandelaars verkeren en voel me solidair met hen. Op gebied van bosuitbating, heb ik de indruk dat het DNF niet even hard optreedt als normaal voor de oogst van hout bestemd voor houtparken. Ik ben wel eens nieuwsgierig naar de koolstofvoetafdruk van deze operatie. Ik heb al deelgenomen aan de onderhandse verkoop van bovenstammen aan lokale houtzagerijen, maar deze producten stroken niet met waar ik naar op zoek ben. Gelet op het enthousiasme, heb ik daarentegen de indruk dat collega’s houtzagers deze beslissing weten te waarderen.

 

 

Volgt u de Belgische Houtconfederatie al op LinkedIn

Een job in de houtsector? Bekijk de jobaanbiedingen van onze leden